
I.
Het wagentje met huisraad komt krakend tot stilstand. Een man klimt van de bok en tilt onder het uitroepen van ‘Hopla’ een eenvoudige houten stoel van de kar. Hij zet de zetel voor een haveloze woning neer in het waterige herfstzonnetje. ‘Kom d’r maar af Drieka’, bast hij met vriendelijke stem zijn vrouw toe. Hij rijkt haar de hand als zij uitstapt. Zij maakt er graag gebruik van en moeizaam loopt ze naar het stoeltje toe om te gaan zitten. ‘Heerlijk, die zon’, fluistert ze en sluit vermoeid haar ogen.
De dan 24-jarige Jan van Elk licht de klink van de bijna verfloze deur op en duwt. Hij werpt met gefronste wenkbrauwen in de lege kamer van zijn nieuwe woning in de Woerdense Duvelssteeg.
Audiofragment: Mevrouw A. Loenen – Van Elk vertelt over haar opa, Jan van Elk.
Jan van Elk vestigde zich dinsdag 21 december 1875 samen met zijn vrouw Hendrika Withaar in de Pannebakkerijen in huis 79. Anderhalve week eerder, op vrijdag 10 december was hij met de vijf maanden jongere Hendrika Withaar (geboren op 18 mei 1851 in De Bilt) getrouwd (Henkdrika overleed op 14 september 1936 in Woerden) Getuigen bij het huwelijk dat in Rietveld werd gesloten waren Jans broer Isaak van Elk (23 jaar), Jans neef Isaak van Elk (26 jaar), die allebei in Rietveld woonden en Teunis de Jong (28 jaar) uit De Bilt, de halfbroer van Hendrika en Jacobus van Zuilen (25 jaar) uit Woerden. De getuigen waren allemaal werkman van beroep, net als Hendrika’s vader, Dirk Withaar. Haar moeder heette Adriaantje Scherpenzeel. Ambtenaar van de burgerlijke stand bij de huwelijksvoltrekking was A. Knijff.
Jan werd geboren in Leiderdorp op maandag 6 januari 1851 en verhuisde met zijn ouders op 3-jarige leeftijd naar Woerden en werd op woensdag 15-11-1854 ingeschreven als komend uit Leiderdorp en weer iets later naar Rietveld. Daar volgde hij naar alle waarschijnlijkheid enkele jaren lager onderwijs, voordat hij ging werken.
Jan moest, zoals veel van zijn leeftijdgenoten, in dienst. In 1870 werd hij ingeschreven voor de nationale militie, lichting 1870 uit de gemeente Rietveld, lot nummer 1. Jan moest opkomen op donderdag 11 mei 1871 en werd soldaat (miliciën) bij het regiment Grenadiers en Jagers. Jan werd gelegerd in de 1824 gebouwde Oranjekazerne in Den Haag. Die stond op het huidige Louis Couperusplein. Deze kazerne is in 1919 door brand verwoest.
Jan’s registratienummer bij zijn eenheid was 36048, ingedeeld bij het tweede bataljon, vijfde compagnie. Hij werd in de stamboeken als omschreven als: ‘Lengte bij aankomst in het korps: 1.73 meter. Aangezigt: rond. Voorhoofd: hoog. Ogen: blauw. Neus: dik. Mond: gewoon. Kin: rond. Haar: bruin. Wenkbrauwen: idem. Merkbare tekenen: gaatjes in de oren. Gehuwd.
Jan ging op maandag 15 juli 1872 met groot verlof, maar kwam op zaterdag 20 juni 1874 weer onder de wapenen tot dinsdag 21 juli 1874. Op woensdag 10 mei 1876 verliet hij zijn eenheid ‘met paspoort wegens beëindiging van de militaire diensttijd.’ Zijn commandant, kolonel S.L.J. Queijssen, gaf in 1873 toestemming voor zijn huwelijk, zoals destijds gebruikelijk was.
II.
Tijdens een van zijn verlofperioden kwam Jan ergens in 1873 dienstbode Hendrika Withaar uit De Bilt tegen. Zij werkte sinds 15 januari 1873 zoals dat toen heette ‘niet voorwaardelijk in dienst’ bij veehouder Willem van Doorn in Barwoutswaarder (no. 119) aan de overzijde (zuidelijke oever) van de Rijn dus. De twee konden het kennelijk goed met elkaar vinden, want ze trouwden.
Jan is na zijn diensttijd als ovenstoker bij een van de plaatselijke dakpannen en/of steenfabrieken gaan werken. Welke is onbekend. Woerden kende verschillende van dergelijke ondernemingen in die dagen: Driemanshoop, Misverstand, Kop en Hagen, Damlust, Oudeland, Derde Kwakel, Het Blauwe Hek, en andere. Het is niet ondenkbaar dat Jan en Hendrika steeds hebben gewoond in een woning die eigendom was van de directeur van de fabriek waar Jan werkte. Het echtpaar verhuisde met enige regelmaat van de klok: Nu een van Rietveld naar Woerden dan weer andersom.
Het echtpaar woonde Pannebakkerijen 67 toen uit het huwelijk op donderdag 29 juni 1876 om 13.30 uur het eerste kind werd geboren. Jan gaf het kind aan samen met getuigen Pieter Pennewaard, werkman, 52 en Jacobus van Zuijlen, 25. Het jongetje kreeg de naam Jan, maar moest alweer op dinsdag 4 juli, zes dagen na de geboorte ten grave worden gedragen. Jan deed aangifte samen met Dionisius Groeneveld, 37, klerk en bekende. Op woensdag 8 augustus 1877 volgt gelukkig het tweede kind: zoon Dirk. Geheel tegen de gebruiken in vernoemde Jan het kind niet vernoemd naar vader van Jan, maar naar de vader van Hendrika. Dirk trouwde in 1901 en was inslager bij een van de Woerdense dakpannenfabrieken. Hij plaatste zijn handtekening later bij het huwelijk van zijn broer Jan. Opmerkelijk: van Dirk werd de godsdienst genoemd: gereformeerd. Niet veel later aanschouwde het derde kind het levenslicht: op maandag 3 februari 1879 baarde Hendrika dochter Alida Hendrika (zij trouwde in 1900 en verhuisde op donderdag 29 november 1900 naar Zegveld). Het vierde kind, Adrianus, werd in augustus 1880 geboren toen Jan 28 jaar was, maar overleed binnen een jaar: op 19 mei 1881[12].
III.

Tussen 1879 en 1881 woonde Jan met zijn vrouw en kinderen weer in buurgemeente Rietveld. De nieuwe woning lag ongetwijfeld niet ver weg, want de grens tussen beide gemeenten werd gevormd door het riviertje de Grecht. Op dinsdag 6 december 1881 kwam namelijk in Rietveld als vijfde kind uit het huwelijk ter wereld: zoon Jan. Jan trad vrijdag 29 december 1905 op 24-jarige leeftijd in het huwelijk met Neeltje Lokhorst uit Maarn.
Het geluk dat het huwelijk tot op dat moment kende, leek alleen maar groter te worden, toen op zondag 10 juni 1883 dochter Adriana geboren werd. Dit zesde kind was letterlijk geen lang leven beschoren. Ze overleed op donderdag 23 augustus 1883 en enkele dagen daarna konden geheel volgens de traditie acht buren het kistje naar de begraafplaats dragen.
Jan vestigde zich op zondag 11 november 1883 met zijn gezin in Woerden, enkele maanden nadat burgemeester Schalij als eerste burger van Woerden was geïnstalleerd. In de praktijk is het waarschijnlijk een dag later geweest, want Jan was een diep gelovig man, die de zondagsrust in ere hield. Hij betrok een woning in de Duvelssteeg, een klein zijstraatje van wat nu de Pannebakkerijen heet. Op dat moment had deze molenaar/werkman/steenvormer/steenbakker al een heel leven achter zich liggen.
Enkele maanden later aanschouwde weer een kind het levenslicht. Op vrijdag 25 juli 1884 werd weer in Woerden het zevende kind, een dochter, geboren die – net als het zesde kind – de naam Adriana kreeg.
Op maandag 28 december 1885 volgde weer in Woerden de geboorte van alweer een dochter: Hendrika. Zij was het achtste kind. Op 31 mei 1887 werd het negende kind, zoon Gerardus geboren. Ook hij was, waarschijnlijk gelet op de slechte gezondheidstoestand en woonomgeving geen lang leven beschoren en overleed op 3-12-1888.
Als tiende kind werd dochter Johanna geboren op 30-3-1889. Het wordt eentonig, maar ook zij overleed: op 31-5-1889. Op 4 juli 1890 volgde zoon Gerard, de elfde in de rij.
Aan de stroom kinderen leek geen einde te komen, want op zaterdag 21 mei 1892, krap vijf weken nadat de rooms-katholieke Bonaventurakerk aan de Rijn in gebruik was genomen, kon het elfde kind bij de Woerdense Burgerlijke Stand worden aangegeven: dochter Johanna.
Weer een kind, het twaalfde, aanschouwt het levenslicht, want op zaterdag 21-5-1892 kan dochter Johanna. Zij verhuist nogal eens: in Woerden ingeschreven op zondag 27-11-1904 als ze uit Zegveld komt. Op zaterdag 23-12-1905 verhuist zij naar Rietveld.
IV.

Jan en zijn vrouw Hendrika waren diep gelovige mensen. Aanvankelijk behoorden zij tot de Hervormde Kerk. Als kerkelijk meelevend had Jan een mening over de kerk en welke richting die diende op te gaan. Hij was een vurig aanhanger van Abraham Kuyper en de Doleantie. Kuyper was populair onder de Woerdense populatie van ‘kleine luyden’ betoogt Rob van der Laarse in zijn onderzoek ‘Bevoogding en Bevinding’. De steen- en pan-arbeiders waren er oververtegenwoordigd. Het grootste deel van deze beroepsgroep woonde volgens hem letterlijk aan de rand van de plaatselijke samenleving: langs de Oude Rijn. Daar woonden zij, samen met de kleivletters en de binnenschippers. Beide beroepsgroepen waren ook aan elkaar verbonden door huwelijken.
Toen er in 1890 problemen waren rond de verkiezing van een nieuwe ouderling en een nieuwe diaken, werd toen 39-jarige Jan gekozen tot diaken. De interne strijd liep echter binnen de gelederen zo hoog op, dat hij zich weer terugtrok, omdat hij niet wilde dat de kerkelijke gemeente zou scheuren [25].
Op zaterdag 1 april 1911 overleed dochter Johanna op 19-jarige leeftijd. Zij was het zoveelste kind dat het echtpaar ten grave moest dragen.
In 1931 stonden Jan en Hendrika opnieuw aan het sterfbed van een van hun kinderen: hun derde nazaat, Jan, overleed op maandag 2 maart 1931 in Woerden, waarschijnlijk aan leverkanker.
Voor Jan, die toen al ver in de tachtig was, hield het met overlijden van zijn zoon niet op. In 1936 stond hij in de Schoolstraat aan de baar en kon hij zijn geliefde vrouw Hendrika Withaar ten grave dragen. Zij overleed op maandag 14 september. Hendrika was een van de eerste Woerdenaren die haar laatste rustplaats kreeg op de nieuwe dodenakker aan de Meeuwenlaan (Haar graf is in de loop van de tijd geruimd).
V.
Jan had een arbeidzaam leven gehad. Volgens zijn kleindochter Riek van Elk werkte hij tot z’n 72ste, dat wil zeggen tot 1923, als stoker. Jan zou niet alleen in de Duvelssteeg, maar ook in de Schoolstraat, de huidige Jan de Bakkerstraat, hebben gewoond. Naspeuringen in het Woerdense archief hebben echter niets aan het licht gebracht. De Schoolstraat heet nu Jan de Bakkerstraat. Jan en zijn vrouw huurden een huisje aan het einde van de Schoolstraat, in de rij tegenover de inmiddels gesloopte school.
Grootvader Jan Van Elk genoot aanzien in de Gereformeerde kerk volgens zijn kleindochter Adrie Loenen – van Elk. Ze herinnert zich hem hoofdzakelijk als ‘een potentaat’. Volgens haar waren de kinderen uit het gezin bang voor hem. “Opa Van Elk is 89 geworden en dat was een hele sterke man met een ontzettend sterke wil”, verklaarde zij in 2008 in een interview. Grootvader Jan vervulde kerkelijke functies en was volgens haar jarenlang ouderling. “Hij dacht dat hij het recht had om mensen de hemel in en uit te praten. Hij heeft het een keer tegen mijn moeder gezegd. Mijn moeder was van huis uit hervormd. Dat was natuurlijk al een end minder. En – ik zeg dit met een glimlach – dat was heel serieus. “Neel, ik heb voor jou wel een hopie.” Waarop mijn moeder zei, ad rem als zij was: ” ’t Zal weinig helpen, dat hopie van jou.” Snap je? Dat was altijd een soort wrijving die bleef. Opa gebood en verbood. Hij had, zou ik tegenwoordig zeggen, een goede babbel. Hij kon het goed verkopen. Ik denk dat het verkeerd is om het met elkaar te vergelijken, maar wat een dominee had – die had ook een functie tussen God en de mensen. Die had een hele geweldige functie. En als je natuurlijk zoals opa, die daar omheen cirkelde… Daar gingen mensen echt naar toe om bemoedigd te worden. En dat kon hij. Ik denk dat hij wel eens bij zichzelf gedacht heeft: ‘Jan, Jan, Jan ben je niet een beetje…’ Maar goed, ik weet niet hoe groot zijn zelfkritiek was. Ik denk niet zo erg groot. Misschien heb ik het allemaal mis hoor. Hij was een vader in Israël en dat voelde hij zich ook.”
Jan bleef in het huisje in de Schoolstraat wonen, tot hij bij de vrouw van zijn overleden zoon, Neeltje en haar kinderen in huis kon komen. “Hij is pas heel laat bij ons komen wonen”, weet kleindochter Adrie Loenen – Van Elk. “Toen was mijn vader al lang gestorven. Nadat opoe was gestorven moesten wij als dochters van Jan allemaal gaan werken bij opa. Op een gegeven moment kon opa niet meer voor alleen zijn en toen is hij bij ons in huis gekomen.” Adrie heeft vrijwel geen herinneringen aan opoe, alleen dat ze in een hoekje in een stoel zat. Volgens haar zus Riek was opoe dement. Grootvader Jan is overleden door ouderdom. Volgens Adrie was hij op het laatst helemaal in de war. “Hij woonde bij ons in huis en lag vastgebonden in bed”. Mevrouw Van Elk mocht op hem passen en hoefde dan niet naar de kerk. Toen kwam m’n moeder uit de kerk en voor die tijd was hij nog goed. Toen de kerk uit was, was hij helemaal de weg kwijt. Hij zei: “Neel” – hij had zo’n uninoir – “Neel, ik heb zo heerlijk gedronken.” Toen was het op. toen is hij ook heel kort daarop gestorven.” De verzorging was volgens haar een grote belasting voor het gezin.
Een van de laatste foto’s van Jan werd in de jaren dertig gemaakt op de Oostdam. De prent toont een oude man, die licht voorovergebogen op zijn stok over straat loopt.
Acht dagen voor het uitbreken van de gevechten op 10 mei 1940 overleed hij in het Algemene Ziekenhuis in Woerden. Jan werd ter aarde besteld op de begraafplaats aan de Meeuwenlaan en kreeg een graf derde klasse, nr. 38. Het graf is in de loop van de tijd geruimd.
