De Nederlandse taal

De gesproken radiocolumn

Toen ik het restaurant van Ven D binnenliep, herkende ik hem direct. Achterin, aan een tafeltje zat meneer De Wit, mijn oude leraar Nederlands van de HAVO. Voor hem stond een leeg koffiekopje en op het schoteltje lagen de schillen en het klokhuis van een appel die hij had verorberd. Net als vroeger. Hij was weinig veranderd in de dertig jaar die ik hem niet had gezien. Zijn ogen lagen wat dieper dan vroeger en zijn haar was nog iets sluiker geworden. Naast zijn stoel stond zijn kruk. Net als vroeger.

Ik ging aan het tafeltje naast hem zitten, omdat het het enige vrije tafeltje was in het volle La Place. Hij kreek mij even doordringend aan en zei toen: ‘Van Elk, HAVO 4, tweede helft jaren zeventig. Redelijke leerling die in de vrije opstellen een aardige sfeertekening kon schrijven.’

Ik kon weinig meer doen dan glimlachen en hem complimenteren met zijn goede geheugen. Nog immer doortastend vroeg hij mij naar mijn beroep en toen ik zei dat ik voor kranten en tijdschriften schreef, knikte hij even. ‘Zoiets had ik wel voor je in gedachten. Ben je wel een beetje zuinig op de Nederlandse taal of doe je mee aan die taalverloedering door alles in het Engels te vertalen en lidwoorden voor zelfstandige naamwoorden weg te laten?’

Nog voor ik ‘m antwoord kon geven, begon hij te ratelen met de voor hem zo kenmerkende hoge stem. Zorgvuldig geformuleerd spuwde hij zijn gal over wat hij zag als de verloedering van de Nederlandse taal. Hij had zijn hele werkzame leven Nederlands gegeven en hield duidelijk nog altijd van zijn moedertaal.

‘Ik schuifel nu een paar uur door de binnenstad en word er zo triest van. Je kunt geen zaak binnenkomen of er hangen overal borden met sale. Wat is dat: sale? Wat is er mis met Nederlandse woord uitverkoop of koopje? Ik heb niets tegen de Engelse taal, maar waarom staat er op het station tegenwoordig Tickets & Service in plaats van Plaatskaarten? Wat nou: “NS zet bussen in”? Niks NS! DE NS zet bussen in. Als mijn computer vastloopt, moet ik van die knaap van de servicedesk – waarom niet afdeling ondersteuning – mijn computer rebooten.

De afdeling Personeelszaken heet tegenwoordig ineens Human Resouces en volgens een of andere malloot moet ik dat niet meer zelf doen maar moet ik outsourcen. Wat is er mis met gewoon uit- en aanzetten of herstarten? Ik heb pas nieuwe buren gekregen, omdat mevrouw De Graaf is overleden en dit jonge echtpaar het pand van de erven kocht. Ik kreeg een uitnodiging om vrijdag aanstaande bij een kop koffie te levelen en te chillen. Mijn hemel Van Elk. Waar gaat dit over? Waarom vraagt die man niet gewoon of ik een kop koffie bij hem kom drinken om kennis te maken?’

Hij schudde zijn oude hoofd en zijn halflange grijze haren zwierden even voor zijn ogen langs. Direct ging hij met zijn hand over zijn haren en veegde ze naar achteren. Dezelfde reflex als zoveel jaar geleden. Hij staarde even voor zich uit.

‘Taal verandert, meneer De Wit’, probeerde ik. ‘Anders zouden we nu nog Middeleeuws spreken.’

Mijn opmerking drong niet tot hem door. Althans, hij reageerde er niet op.

‘Wat is er toch mis met een simpele zin als “Ofschoon verbonden aan een vooruitstrevende krant, vraag ik me soms af, of ik van nature geen conservatief zou zijn,” Van Elk?  Inderdaad de openingszin uit De komst van Joachim Stiller. Ik denk dat ik oud word. Ik ga naar huis om een goed boek te lezen.’ Mijn oude leraar stond langzaam en schokkerig op. Ik hield zijn kruk voor hem klaar. Hij legde zijn rechterarm erop en zette aarzelend twee stappen. Hij draaide zich om en reikte mij zijn linkerhand. ‘Goed je nog eens gezien te hebben. So long, Van Elk’. Hij draaide zich om en schuifelde weg

Ik wilde reageren op zijn groet, maar hield mij in. Oude heren spreek je niet tegen.