Oud zeer

© Bert van Elk

I.

Een stuk boterkoek. Of een hele grote gevulde koek. Nee, een saucijzenbroodje. Misschien wel twee. En dat dan wegspoelen met een half litertje koele melk. Het leek Krotekoker wel wat. Hij moest toch tanken en dan kon hij gelijk wat lekkers meenemen als hij toch moest afrekenen. Alleen al de gedachte eraan deed zijn humeur er met sprongen op vooruit gaan en welwillender dan even daarvoor, luisterde hij naar presentatrice Marjolein Uitzinger die op Radio I twee broers interviewde.

De zon hing al laag boven de horizon en kwam nog net boven de A12 en de bomen aan de overkant van het riviertje de Linschoten uit. Onder aan de afrit Woerden sorteerde Krotekoker rechts voor en reed in een rustig tempo naar het BP-station. Hij schroefde het volume van de radio terug en stapte uit.

Het rook er naar benzine en op de zwarte tegels op de grond lag een restje dieselolie. Achter zich hoorde Krotekoker het verkeer op de rijksweg razen. Hij keek naar het oosten over de nog nagenoeg lege polder Snel en Polanen uit, maakte het benzineklepje open en hing de slang in de vulopening van de benzinetank. Over het dak van de auto heen zag Krotekoker dat een witte auto één rij pompen verderop stopte. Het verkeer op de Europabaan maakte zo veel lawaai, dat het alle andere geluiden verdrong. Krotekoker keek naar een tractor die tussen twee zandhopen doorreed en uit zicht verdween.

De beveiliging in het handvat van de slang werkte zoals altijd feilloos en door het handvat een beetje in te knijpen, stroomde er nog keurig gedoseerd een klein beetje benzine in de tank. Hij stopte op een keurig rond bedrag, hing de slang terug en draaide de dop op de tank. Zonder op of om te kijken, liep Krotekoker naar het vierkante gebouwtje om te betalen. Bij de ingang stond hij enige seconden in tweestrijd en koos voor een grote gevulde koek en een stuk boterkoek. Het meisje achter de kassa wachtte verveeld tot hij zijn keuze had gemaakt en uit zijn binnenzak z’n portefeuille met pinpas had opgediept. “Pomp 2 en dat?”, vroeg ze met een knik naar de koeken zeurderig en volstrekt onnodig. Krotekoker knikte en toetste zijn code in.

Eenmaal terug in de auto pakte hij de boterkoek uit een hapte er gretig in. Na de vijfde hap propte hij de lege verpakking in het zijvak van het portier en startte de motor.

Krotekoker reed weg en kon ternauwernood een botsing met de witte auto voorkomen, die op hetzelfde moment vooruit schoot. Getergd hief hij even de handen ten hemel en keek, terwijl zijn mond al open stond om een verwensing te uiten, twee seconden lang in het gezicht van Maartje Schot. Krotekokers gezicht ontspande en hij wuifde haar toe. Maartje Schot, die hij al in geen jaren meer gezien had.

Ze herkende hem niet en zwaaide daarom aarzelend terug. Krotekoker liet het portierraam zakken. Maartje stak haar hoofd naar buiten.

“Krijg nou wat”, zei Krotekoker. “Hoe is het met jouw?”

Maartje keek hem glazig aan. Ze herkende hem nog steeds niet.

“Krotekoker”, hielp hij haar. “Je weet wel… van zestien jaar geleden.”

Ineens wist ze het weer. “Jezus Krotekoker. Dat is een tijd geleden. Hoe is het met jou? Nog steeds bij de krant?”

Krotekoker knikte opgewekt. “Ikke wel. ‘k Zou niet anders willen.”

” ‘t Gaat je voor de wind zo te zien. Je bent flink vetter geworden de afgelopen jaren.”

“Ach ja”, schutterde hij met een rood hoofd. Godsamme, hij sprak haar nog geen vijf minuten en het was alweer raak. Alsof die vijftien jaar niet waren verstreken. Ze maakte hem weer met een opmerking compleet monddood. “Kan ik niets aan doen. Dat gaat vanzelf. Je hoeft er niets voor te doen.” Hij wist niks beters te zeggen.

“Nee. Je moet er ook juist wat voor laten als je het niet wilt. Hee, de groeten hè.” Ze wilde het autoraam al weer dichtdoen om weg te rijden, maar zag dat Krotekoker aanstalten maakte om nog wat te zeggen.

“Zin in een neut?”, vroeg Krotekoker. “Laten we effe de stad ingaan om wat te drinken.”

Maartje aarzelde even. “Goed, maar dan naar een toko waar ik wat kan eten. Ik rammel van de honger. Over tien minuten in restaurant City Corner op de hoek van de Rijnstraat en de Kruisstraat? Praten we daar even verder.”

Zonder zijn antwoord af te wachten, gaf ze gas en reed weg. Krotekoker keek haar na en had onmiddellijk alweer spijt van zijn aanbod. Waarom had hij haar uitgenodigd? Was het omdat hij na zoveel jaar ineens de kans zag een periode af te sluiten? Hij wist niet waarom hij terug wilde komen op een tijd waarin hij zichzelf ongelukkig had gemaakt, het idee had dat hem onrecht werd aangedaan en waarvan hij dacht dat ze hem voor de rest van zijn leven had getekend.

“Waar doe je het voor”, zei hij zacht tegen zichzelf, schakelde de motor weer in en reed weg.

 

II.

“Ik kan het me voorstellen, dat je het enigszins vreemd vind, dat we elkaar op deze manier weer treffen”, zei Krotekoker met een vage glimlach, terwijl hij zich in de rieten stoel liet zakken in het restaurant. In de Rijnstraat was het op dit tijdstip al rustiger geworden. De lichten in de winkel van opticien Ruijten waren gedoofd. Een VW-busje reed langzaam over de zebra.

Krotekoker voelde zich een beetje ongemakkelijk, omdat hij door deze ontmoeting weer met zijn verleden werd geconfronteerd. Van Maartje was hij destijds geen fan geweest, omdat zij en Jetske nog weleens in Gouda gingen stappen. Dat betekende altijd dat Jetske bij haar bleef slapen en het laat werd. Krotekoker keek naar haar terwijl ze haar jas uittrok. Hoewel er misschien wel vijftien of zestien jaar was verstreken, had hij het idee dat ze geen steek was veranderd. Sterker nog, ze had voor zijn gevoel gewoon stilgestaan: nog altijd datzelfde kleine brilletje, hetzelfde korte piekhaar, nog altijd die sjaaltjes om de nek en die eeuwige spijkerkleding. Plotseling had hij een hekel aan haar, maar zette zich er overheen, omdat zij op dit moment het tastbare verleden vormde waarmee hij – al was het maar voor zichzelf – in het reine wilde komen.

“Goh, dat ik jou nu moest tegenkomen”, begon Maartje kennelijk nog steeds verbaasd. “Hoewel, ik neem aan dat je nog steeds in Woerden woont…”

“En jij er nog altijd werkt”, vulde Krotekoker aan. “Dan is het eigenlijk een wonder dat we elkaar juist niet al eerder zijn tegengekomen. Nog altijd bij dezelfde baas?”

Ze knikte. “Ja, en als het bevalt, waarom zal je dan veranderen, hè? Nou, wat heb je op je lever.”

Nog voor hij wat kon zeggen, kwam de serveerster dichterbij om de bestelling op te nemen. Krotekoker koos een uitsmijter en een glas melk. Maartje twee broodjes ham en een broodje kroket onder de toevoeging “Jij betaalt, want jij hebt me uitgenodigd.” Hij haalde bijna onmerkbaar zijn schouders op. Inderdaad, ze was niets veranderd.

“Na zoveel jaar was ik eigenlijk wel benieuwd van wat er van jou en Jetske was geworden. Het laatste dat ik van Jetske weet, is dat ze in Rotterdam ging wonen en daarna heb ik haar nooit meer gezien. Jij bent de eerste van jullie twee die ik na zoveel jaar in levende lijve tegen kom. Jij en ik hebben dan wel niet zoveel contact met elkaar gehad, maar ik wil eigenlijk die hele periode afsluiten en vertellen waarom ik me gedroeg, zoals ik deed. Ik heb er wel eens over gedacht om een brief te sturen, maar ik wist a. niet naar welk adres en b. had ik niet het idee dat er ook maar iemand op zat te wachten. Dat jij nu ineens opduikt, is een mooie gelegenheid…”

Krotekoker pauzeerde, omdat de blonde serveerster de bestellingen kwam brengen. Ze had een klein ringetje door haar linker wenkbrauw. Om haar heen hing een voor hem onbekende, lichte zoete geur.

“Ik had ineens de behoefte om over die periode van vijftien jaar geleden te praten. Met anderen over hun problemen babbelen, heb ik altijd al veel gedaan zonder dat ik dat moeilijk vond, maar klessebessen over mijzelf is voor mij een stuk enger. Maar het moet er maar eens van komen. Weet je, door die hele periode van zeg twee en een half jaar dat ik wat met Jetske had, ben ik veranderd. Van een rustig persoon, die toch wel wist wat hij wilde en nooit zenuwachtig was, werd ik een zenuwenlijer. Wat ik je wil vertellen, moet je niet zien als een beschuldiging aan het adres van Jetske, want ik geloof veeleer, dat ik het mijzelf heb aangedaan.”

Krotekoker sneed een keurig puntje uit de uitsmijter, prikte het aan zijn vork en stopte het in zijn mond. Het smaakte hem prima. Buiten werd het langzaam donkerder. Aan de overkant ging bij het koffie-, thee- en kruidenwinkeltje B&F het licht uit. De ramen op de eerste etage waren nog te onderscheiden. Door het vuile vensterglas zag hij de geblokte gordijnen. Ze maakten een armoedige indruk. Krotekoker vond dat de glas-in-lood-ramen vloekten met de geel geverfde muren van het pand.

“De basis van waaruit ik lange tijd opereerde, was verliefdheid”, ging hij verder toen zijn mond leeg was. “God, wat was ik verschrikkelijk verliefd op Jetske… Daarom ging ik ook maar door met wat ik deed. Achteraf bekeken was het beter geweest, als ik snel met haar had gebroken. Dan was ik haar waarschijnlijk ook snel vergeten…”

Maartje draaide een lok van haar haar tussen haar vingers en keek Krotekoker van over haar brilletje onderzoekend aan. “Maar waarom heb je dat dan niet gedaan? ‘t Had het allemaal veel simpeler gemaakt.” Ze zuchtte alsof het een bekentenis was. Onwillekeurig dacht ze ook terug aan de hele periode en vergat prompt de vettige geur van het broodje kroket dat voor haar op tafel stond. Zonder echt te snuiven rook ze ineens weer de geur van hasj, vermengd met zweet en verschraald bier zoals die in de sociëteiten en vele kroegen hing waar ze met Jetske altijd kwam.

Krotekoker keek naar z’n uitsmijter en zette het mes er weer in. “Op geestelijk gebied konden we het goed met elkaar vinden, hoewel we best veel verschilden. We praatten veel en graag en dat vormde voor vriendschap een goede basis. Ik was haar beste vriend, maar dat was ook alles. Geen geliefde. Ze heeft me echter nooit af- of terecht gewezen en dat heb ik haar lange tijd verweten. Vanaf het begin ben ik bezig geweest mijn eigen gevoel zoveel mogelijk weg te cijferen voor haar. Ik had het idee dat ze me achter de hand hield, voor zeg maar het geval dat… Ik vond me af en toe net een stuk verbandgaas dat op de zere plek kan worden gelegd: altijd bruikbaar. Heel lang voelde ik mij niet naast haar, maar onder haar staan. Ik had al veel eerder in een dergelijke situatie verandering moeten brengen, maar ik kon en durfde het niet. Ik was verliefd op haar en kon me dus veel minder veroorloven dan zij: in het ergste geval zou ze me dumpen. Ik was bang voor de ontzettende kater waarmee ik dan achter zou blijven.”

Maartje snoof verontwaardigd. “Je doet net of ze helemaal niets voor je voelde. Hoe kun je dat nu beweren? Ze heeft je toch gezegd en geschreven dat ze je als haar beste vriend beschouwde. Je moet niet doen of ze jou genadeloos misbruikte. Da’s onzin!”

“Realiseer ik me inmiddels ook wel. Na zoveel jaar heb je het gelijk helemaal aan je kant. Maar destijds voelde ik het absoluut niet zo. Ik had van me moeten afbijten, maar ik kon toen niet anders reageren dan dat ik deed. Ik was een watje.”

Maartje grinnikte zachtjes. “Halleluja, hij heeft het licht gezien.”

De deur van het restaurant zwaaide open en er kwam een moeder met kinderwagen binnen. Ze ging zitten en haalde het kind uit de wagen om het jasje uit te trekken. Het gesprek tussen Maartje en Krotekoker stokte even. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om nog een paar happen van de inmiddels sterk afgekoelde uitsmijter in z’n mond te stoppen. Maartje wenkte naar de serveerster en bestelde koffie. De kaars in de geelkoperen kandelaar op het tafeltje knetterde even. Krotekoker slikte en schraapte zijn keel.

“Ik kom uit een beschermde omgeving, waar iedereen heel vriendelijk en lief met elkaar omging. Daarom heb ik lange tijd moeten wennen aan de sfeer bij haar thuis. Die was hartelijk, maar men kon op een ongelooflijke manier bot tegen elkaar zijn, zonder het echter te menen. In eerste instantie had ik er geen verweer tegen. Hoe kon ik. Ik was niet gewend van mij te moeten afbijten. Ik maakte het niemand moeilijk en verwachtte dan ook, dat iemand anders mij met rust zou laten. In de bijbel staat ergens: ”Oordeel niet, opdat u niet veroordeeld worde”. Of zoiets. Kortom, behandel de mensen zoals jij graag behandeld wil worden. Dat werd mij onmogelijk wordt gemaakt, doordat het rotopmerkingen hagelde. Natuurlijk, plagerijen! Stelde niets voor! Maar als je er geen verweer tegen hebt, dan gaat dat aan je vreten. Later schoot mij de vergelijking met een sluipwesp te binnen. Je weet wel zo’n insect, dat de eieren in een rups legt, zodat de jongen van de wesp het slachtoffer van binnenuit helemaal leeg eten en er tenslotte niets meer overblijft dan alleen het omhulsel.”

“Ik vind het eerlijk gezegd nogal dik aangezet. Ik heb het idee dat je je zoveel jaar na dato nog altijd te druk maakt en de dingen niet in proportie ziet.”

“Misschien, maar wat zou jij hebben gedaan in mijn geval? Regelmatig heb ik op het punt gestaan om te vertrekken, omdat het ik het beu was me al lachend te laten vertellen dat ik in een wigwam woonde, bij een belachelijk krantje werkte en wat tekst mocht schrijven tussen de advertenties door enzovoorts. Had jij het gepikt? Ik ben nooit weggegaan, omdat de moed me ontbrak. Dan bleef ik maar weer zitten en deed op die manier mijn naam van goeie sul en lieve jongen weer eer aan.”

“Goeie sul? man, je was gewoon een eikel. Je liet over je lopen.”

“Weet ik, heb ik ooit nog eens een gedicht over geschreven voor de band waarin ik destijds speelde: Ja, ik liet over me lopen, ‘k was verdomme net een kind, maar nu ga ik eraan twijfelen of de sterkste altijd wint. Jij bent wel degene, die het eenzaamste achterblijft, omdat je met je harde woorden iedereen verdrijft.”

“Het klinkt nogal pathetisch”, zei Maartje en snoof minachtend. “Ik snap niet dat je er niet door heen prikte. Ze bedoelden het allemaal zo goed met je daar in huis. Had je dat dan niet door? Het klinkt zo verwijtend en maar vanuit één gezichtspunt geredeneerd.” Ze zonk in gedachten weg. Jetske was haar dierbaar. Niet alleen omdat ze jaren op dezelfde school hadden gezeten, maar ook omdat ze veel vrije tijd met elkaar hadden doorgebracht. Ze zag Jetske weer voor zich in die Bordeaux-rode overal die ze veel droeg, de lange jurk van India-katoen of de spijkerbroek met de halfhoge laarsjes waarin je haar kon uittekenen. En dan haar parfum: altijd petjoelie, dat luchtje dat in de jaren zeventig zo populair was. Hoewel het niet meer in de mode was, gebruikte zij nog altijd een verdunde vorm ervan. Op de een of andere manier paste het wel haar verschijning met het lange, overdadig krullende haar. Maartje glimlachte bij de gedachte aan haar en realiseerde zich ineens dat Krotekoker weer was begonnen met praten. “Wat zei je? Sorry, maar ik was er even niet bij met m’n gedachten. Kun je het even herhalen?”

‘Tuurlijk”, antwoordde Krotekoker in het geheel niet verbaasd. ‘t Kwam vroeger wel vaker voor dat hij zat te praten en er door Jetske en Maartje nauwelijks naar hem werd geluisterd. “Ik zei: waar twee kijven, hebben twee schuld, dat weet ik ook wel. Mij valt ook wel wat te verwijten, maar laten we eerlijk wezen: haar ook. Als je verder niets voor iemand voelt, moet je er het bed niet mee induiken. En dat hebben we regelmatig gedaan. Daarmee vertel ik je niets nieuws. Ze was helemaal niet moeilijk als het daarom ging. Als ze in het weekeinde een leuke jongen zag, dan deed ze het er mee. Waar of niet?”

Maartje hief verontschuldigend de handen op en deed er verder maar het zwijgen toe.

“Als er niemand anders was, kwam ze bij mij uit. Ja toch? Tuurlijk, ik deed mee. Ik ken deze zwakke plek van mijzelf. Vrijen is lekker en zeker met iemand waarop je smoorverliefd bent. Ik heb haar weleens gevraagd waarom ze dat deed. Weet je wat haar argument was?”

Maartje schudde het hoofd. “Nee, maar ik kan het wel raden.”

”Letterlijk en ik citeer: ‘Ik wordt erg vrij als ik wat drank op heb, maar wat kan het schelen, want geestelijk sta ik er helemaal boven’. Einde citaat! Ik weet nog wel dat ik heel boos werd toen ze dat zei en bij mezelf dacht: ‘Het ontbreekt er nog maar aan dat je er geld voor krijgt.’ Oké, flauw!”

Maartje rekte zich uit en keek naar de brillenwinkel aan de overkant en zei zachtjes: “Ruijten Optiek Oogmerkopticien”. En daarna wat harder: “Laten we even een stukje gaan lopen. Hier word ik zo duf als een konijn.”

Krotekoker reageerde onmiddellijk en maakte naar de serveerster het bekende ik-wil-betalen-gebaar met zijn vingers. De dame liep naar de kassa en printte de bon uit. Maartje en Krotekoker trokken, wachtend op de rekening, alvast hun jassen aan.

Eenmaal buiten, ademde Krotekoker diep in. Ze liepen zonder te praten langzaam richting HEMA, de handen in de zakken.

Ter hoogte van slijterij Gall&Gall begon Krotekoker weer te praten. “Het wordt met de seconde vernederender als ik er over nadenk. Soms heb ik het idee dat zij mij maar heeft laten begaan als ik weer eens als een klein kind om haar lichaam zeurde. Hoe zou jij je voelen als je bij gedempt licht en met een zacht muziekje op de achtergrond aan het vrijen bent en degene waarmee je vrijt, komt met opmerkingen als ‘Wat zingen ze nu?’ of ‘Vind je ook niet dat ik vetrollen in mijn zij heb?’ of terwijl je haar in de hals kust zij gewoon ligt te lachen onder het mom van ‘Binnenpretje.’ Nou?”

Maartje barstte in lachen uit. “Ik hoor het haar zeggen. Echt iets voor haar. Maar troost je, je bent volgens mij niet de enige die door haar op die manier te kakken is gezet.”

“Zal best”, reageerde Krotekoker geïrriteerd. “Als je mij onzeker wilt hebben, moet je beslist zulke grappen uithalen als Jetske. Zeker als daar aan nog wordt bijgevoegd, dat het maar goed is, dat ik niet alles weet. Dat is niet één keer, maar al verschillende keren gebeurt. Vind je het gek dat ik me op een gegeven moment een klein kind voelde, dat zij maar liet begaan, omdat het spel onschuldig is en niet serieus genomen hoeft te worden.”

Ze staken de zebra over bij de HEMA en liepen de Voorstraat in.

“Volgens mij heb je het allemaal te serieus opgepakt, Krotekoker… Ze voelde zich echt niet beter of meer dan jij. Maar net zoals jij vanuit je opvoeding had meegekregen lief en aardig te zijn voor anderen, is zij opgegroeid in een sfeer waarin je elkaar best eens flink op de hak mocht nemen. Daar is toch niets bijzonders aan?”

“Nee, maar zelfs na vijftien jaar kan ik me er nog steeds niet tegen wapenen. Wat moet ik dan met haar opmerkingen over het feit dat er werkpaarden en renpaarden zijn en ik hooguit een veredeld werkpaard ben. Vind je het gek dat ik na een tijdje compleet uit het lood was geslagen?”

Maartje zweeg. Hun voetstappen weerklonken zwak tegen de glazen winkelpuien. Het was stil in de Voorstraat. Iets verderop bij de notenwinkel stond een bestelautootje waaruit dozen werden geladen. Krotekoker en Maartje stapten in alle rust verder. Even leek het doodstil in de stad. Een Intercitytrein passeerde in volle vaart station Woerden. Daarna heerste voor een ellenlange seconde weer de rust in de stad tot er door de Rijnstraat weer en auto reed.

 

III.

Op de kruising met de Kruisstraat stonden Krotekoker en Maartje even stil.

“Wat doen we?”, vroeg Krotekoker. “Terug naar de auto’s?”

Maartje tuitte de lippen. “Loop nog maar even verder. Volgens mij ben je nog niet klaar met je verhaal.”Ze keek hem even strak aan. “Ik heb ook nog wel wat te melden.”

Krotekoker was verbaasd. Hij kon zich daar weinig bij voorstellen. “Hoe bedoel je?”

“Wat denk je? Jetske en ik waren goede vriendinnen, veel praten, lang stappen en op een gegeven moment waren we korte tijd mee vriendinnen. Maar dat zal je niet verbazen. Als we in de kroeg niemand tegenkwamen, zochten we nog wel eens elkaar op. Had je dat niet in de gaten?”

“Het is wel bij me opgekomen, maar ik heb het nooit serieus overdacht. Nu je het zo zegt verbaast het me niet.” Krotekoker draaide z’n hoofd even af en keek naar de grote bril die de voordeur van de opticien sierde. Ze begonnen weer te lopen.

“Is het je nooit opgevallen dat soms zij, soms ik een sjaaltje droeg, strak om de hals geknoopt? Dan hadden we elkaar weer eens een zuigzoen gegeven op een plek die nog zichtbaar was. Of dat we extra bruin waren door de make-up. Hadden we ook wat te verbergen in onze gezichten of halzen.”

Het verbaasde Krotekoker dat haar bekentenis hem geen zeer deed. Destijds zou zo’n verhaal hem maagpijn hebben bezorgd en was hij gaan rillen, maar nu deed het hem eigenlijk niet zoveel. “Misschien moet ik je gewoon mijn versie van het hele verhaal vertellen en waarom we uiteindelijk uit elkaar zijn gegaan”, begon hij schuchter. “Ik kan me niet losmaken van het idee, dat je nog niet de helft weet van wat er is gebeurd. Mogelijk trek je daaruit vreemde conclusies.”

Maartje glimlachte. “Ik kan het me niet voorstellen, maar barst maar los.” Ze boog onmiddellijk af naar de dichtstbijzijnde grote plantenbak en ging er met een klein sprongetje op zitten.

“Het is allemaal in februari 1980 gestart, toen ik Jetske in café De Schutter ontmoette. Daarvoor had ik haar ook wel eens in Het Kruitvat gezien, maar nooit veel aandacht aan haar geschonken. We hebben in De Schutter een tijd zitten kletsen, omdat haar verkering net uit was. Op de één of andere wijze was ik vatbaar voor haar manier van doen en laten. Ze straalde een warmte uit, die me pakte. In elk geval zocht ik haar steeds vaker op in het Kruitvat. Kortom, ik werd heel erg verliefd op haar.”

“Boeiend. Begint als een goedkope roman”, becommentarieerde Maartje sarcastisch.

Krotekoker keek even pissig naar haar. “Nou, moet ik doorgaan of niet?”

“Tuurlijk, laat me eens lachen.”

“Godsamme mens. Je bent geen haar beter dan zij. Doe nou niet zo negatief. Moet ik doorvertellen of niet?”

“Oké, oké”, suste ze.

“De hele affaire had geheel geruisloos kunnen aflopen als zij niet zo makkelijk was geweest. Ik was binnen de kortste keren helemaal verloren, ook al was ze niet verliefd op me. Toen had ik al moeten afhaken. Die kleine affaires, waarvan ze me er een aantal trouw opbiechtte, bracht daar geen verandering in. Alleen kostte het mij mijn gemoedsrust. Ik kocht bij de drogist zenuwpillen, omdat ik wist dat zij met iedereen in bed rommelde.”

“Je bleef dus achter haar aanlopen. En maar cadeau’s geven en haar mee uit eten nemen. Vriendschap koop je niet, net zomin als liefde. Dat weet je toch net zo goed als ik?”

Krotekoker haalde zijn schouders op. “Wat maakt het na zoveel jaar nog uit. ‘t Is gebeurd. Op een gegeven moment nam ik voor mezelf wel de beslissing dat het maar eens afgelopen moest zijn, maar toen ik haar later in Het Kruitvat weer tegenkwam ging ik, slappeling, weer voor haar door de knieën. We bleven elkaar opzoeken, gingen regelmatig uit eten of naar het café om daar te praten en drinken. Wel, wat er na afloop allemaal in die Citroen GS van mij gebeurde, als Jetske veel gedronken had en ik zowat gek was van verlangen naar haar, laat zich wel raden. Het begon allemaal heel onschuldig, maar is in de loop der maanden of jaren geëscaleerd. Als ze jou ooit heeft verteld dat ik ‘op het laatst wat ging terugeisen voor de cadeau’s en de dineetjes’, is dat niet helemaal correct. Ze bood zichzelf niet aan, maar maakte nooit bezwaren als ik mijn gretige handen naar haar uitstak. Ik maakte er maar al te graag gebruik van.”

“Moet je je vooral niet schuldig over voelen. Dat deden we allemaal in het pre-aidstijdperk: vrijen met iedereen waarin je zin had. Dat jij jezelf daarbij beperkingen oplegde, zegt misschien meer over jouw principes in die tijd dan over Jetske, mij en alle anderen. Wij wisten in elk geval dat het hier om avontuurtjes ging. Niets meer, niets minder. Jij ging steeds de fout in door er meer van te verwachten. Je haalde jezelf al die sores op je nek.” Er klonk iets van minachting in haar stem.

Krotekoker keek Maartje lang en strak aan. “Gelul”, sprak hij daarna nadrukkelijk. “Pure waanzin die je nu uitkraamt. Als je verliefd bent, denk je niet rationeel. Dan ben je – zeg maar gerust – verminderd toerekeningsvatbaar. Je doet dan dingen waarover je onder normale omstandigheden niet zou hebben gepiekerd. Daarom heb ik achteraf gesproken een veel te hoge prijs betaald voor die periode, maar die krankzinnige verliefdheid van mij overschaduwde alles. Ik liet er mijn werk voor verslonzen en dat kostte me een jaar promotie. Ik was altijd zo snel mogelijk vertrokken van de redactie en vertoefde minstens zaterdagavond, zondagavond en woensdagavond bij haar. De relatie eiste me vrijwel totaal op.”

“Fout!”, onderbrak ze hem. “Jij vond dat er sprake was van een relatie, althans een relatie die veel verder ging dan een beetje uit gaan en vrijen met elkaar. Meer was er niet. Waarom niet, daar hebben we het nu niet over.” Maaike sprong van de plantenbak, klopte de zwarte grond van haar billen en stak haar arm door die van Krotekoker. “Kom, we lopen wat verder.”

Ze wandelden verder de Voorstraat in. Toen ze de Aldi supermarkt passeerden, keek hij even naar binnen. “Daar deden haar ouders altijd boodschappen. Ze hadden altijd drop van Haribo in huis. De enige plek in Woerden waar je dat spul kon kopen.”

Maartje probeerde het gesprek weer op gang te krijgen. “Het staat me bij Krotekoker, dat je destijds ook iets met muziek deed. Klopt dat? Zit je nog steeds in een band?”

Krotekoker schudde zijn hoofd. “Nee, spelen heb ik er een aantal jaren geleden aan gegeven. Geen zin en geen tijd. Dat is een verschil met destijds. Dat ik er toen tijdelijk mee stopte, had met haar te maken. Ik ging niet meer, of heel weinig, naar concerten; kocht een basgitaar om toch wat te doen te hebben en me te kunnen ontspannen. Ik drumde niet meer, durfde geen stap meer buiten de deur te zetten en verketterde sociëteiten. De reden? Heel simpel. Ik wist dat ze niets voor me voelde behalve vriendschap en dat ze makkelijk met anderen meeging. Dat kon ik maar moeilijk verkroppen. Als zij ooit verliefd op een ander werd, was ik haar kwijt. Daarom sloot ik mezelf op, verloor bijna alle gevoel voor humor. Als ik er dan achter kwam, dat zij weer aan de rol was geweest en ik hoorde het, deed dat echt zeer. Dan kromp mijn maag in elkaar en ik werd misselijk. Mijn gevoel voor haar zat echt heel diep. Als zij met jouw wegging, gebeurde er altijd iets. Maar te verwijten viel haar niets, want zij had duidelijk gezegd, dat ze me als een goede vriend zag en meer niet. Ik had ondanks die verliefdheid verstandiger moeten zijn en met haar moeten breken, maar het is makkelijk praten achteraf.”

Maartje zweeg en keek hem van opzij aan. Ze liepen verder naar cafetaria Vork en kochten er een soft ijsje. Hij keek even hoe Maartje met haar tong een likje van het ijs nam en kon zich ineens voorstellen hoe het met haar in bed zou zijn geweest. Maar verder fantaseren durfde hij niet. Wilde hij ook niet.

Langzaam liepen ze de Rijnstraat in, terug naar de kruising met de Kerkstraat. “Eerlijk is eerlijk. Ik heb ook goede herinneringen aan die tijd” zei Krotekoker tussen twee likken door. “We praatten ontzettend veel en daar ben ik wijzer van geworden. Zij dacht anders, voelde anders, beleefde dingen anders en had, zeker als het gaat om relaties, veel meer ellende en geluk gehad. Ze heeft wel eens wat verteld over verhoudingen met leraren, een Spaans vriendje die haar op jeugdige leeftijd ontmaagde, twee vriendjes tegelijk… Ik had slechts een paar ordentelijke vriendinnen gehad. Juist omdat zij op maatschappij en mens een heel andere kijk had dan ik, heb ik er veel van geleerd en werd ik gedwongen vastgeroeste meningen te herzien.”

“Dat was ook een van haar sterke punten”, vulde Maartje aan. “Ze nam altijd een ander standpunt in dan een ander. Vaak stond ze er ook helemaal niet achter. Al was het alleen maar om een discussie uit te lokken.”

“Maar om een lang verhaal kort te maken: Het feit, dat ik bij haar geen poot aan de grond kreeg, heeft mijn zelfvertrouwen erg ondermijnd. Maar ik ging gewoon door met een vasthoudendheid, die – dat zweer ik je – ooit eens legendarisch wordt.”

Maartje lachte zachtjes en spottend.

 

IV.

In het restaurant brandde nog licht. Er zaten twee Engelssprekende eters van die avond na te tafelen met koffie en cognac. Het blonde serveerstertje ruimde achterin de zaak enkele tafels af en keek verbaasd op toen Krotekoker en Maartje weer binnen kwamen.

“Nog meer honger?”, vroeg ze.

Krotekoker keek naar Maartje. “Ook koffie?”

Ze knikte en plofte neer in de eerste de beste stoel die ze tegen kwam. Krotekoker bestelde, liep haar achterna en ging tegenover haar zitten.

Ze fronste even de wenkbrauwen alsof ze diep nadacht. “We kunnen, denk ik, nog wel lang doorpraten, maar ik wil zo naar huis. Kort en goed, hoe is het nu afgelopen tussen jullie?”

“In het laatste stadium van onze verhouding ging ik er – vind ik nu – immorele methoden op na houden: zij was in voor vrijen, ik ook. Heel simpel. Als ze bij mij was, zorgde ik gewoon dat ik een fles wijn in huis had, zij lekker aangeschoten raakte en dus met alle genoegen hetzij op de bank, hetzij op de grond in de kamer van mijn flat plat ging. Ach ja, als het maar gezellig was…. Achteraf schaam ik me rot en zie ik ook heel duidelijk in dat ik dat niet kon maken. Ik voelde me er niet lekker bij en toen het in het voorjaar van 1982 dan ook echt spaak liep, vond ik dat prima. De lol was er voor mij af: maar nog steeds durfde ik de stap niet zetten om er met haar over te beginnen. De plaats, die ze in mijn leven in nam, was natuurlijk nog steeds erg groot. Wij zagen elkaar, ik denk, drie maanden niet: tot aan haar verjaardag. Toen zocht ik haar weer op, omdat ik dacht dat het niet echt netjes was om na twee jaar bij haar over de vloer te zijn gekomen ineens weg te blijven op haar verjaardag. Ze was niet thuis, maar belde mij een paar dagen daarna op en kwam effe aanwippen. Feestelijke gebeurtenis, flesje wijn … Moet ik nog verder gaan?”

Nee, laat maar. Ik kan me er alles bij voorstellen.”

“Natuurlijk was ze na afloop op van de zenuwen, omdat ze de pil niet slikte. Ze is naar de dokter geweest om de morning after pil te halen. Wel, nog geen maand later was het weer raak. Ik kreeg de smaak weer te pakken. En na afloop zij steeds balen ‘omdat ze het niet had gewild’. Op een gegeven moment weigerde Jetske. Ze had geen zin meer in die zenuwen en die verwijtende ogen van die dokters als ze weer om de morning after pil kwam vragen.” Krotekoker zweeg en keek naar buiten.

“Ik kan het me allemaal voorstellen, maar vind het ook jammer dat het zo is gelopen, weet je. Ik heb Jetske altijd gewaardeerd. Niet alleen als medescholiere, maar ook als vriendin. Niet als minnares, want die paar keer dat er iets tussen ons is gebeurd, stelt niets voor. Te veel gezopen tijdens het stappen en je te gek laten maken door een paar van die college-types op instappers die wel heel ad rem waren, maar voor de rest weinig voorstelden. Geloof me, dat ze je zo heeft behandeld als ze je heeft behandeld, is een feit, maar ‘t is nooit zo bedoeld.”

Maartje zuchtte.

Ineens had Krotekoker het idee dat het gesprek haar zwaar viel. Hij nam snel een slokje van de koffie die zojuist was gebracht voordat hij weer verder ging. “Één keer heeft Jetske me verschrikkelijk beledigd. Echt heel diep geraakt. Dat was tijdens de jaarwisseling van ’82 op ’83, denk ik. Ik had met haar afgesproken dat ik na twaalven, zo rond half één, even zou langskomen om hen allemaal het beste te wensen. Ik was er dus op het afgesproken tijdstip. De huiskamerdeur gaat open… Zit jij daar met je vriend. Woon je daar nog mee samen of…”

“Laat maar, is nu even niet van belang.”

“Goed dan. Het eerste dat ik hoor, na de gebruikelijke gelukwens is: ‘Mooi, kunnen wij er vandoor’ en terwijl mijn glas nog wordt volgeschonken door haar moeder, stapt zij op met jouw en je vriend op om naar een of ander feest te gaan. Wel, dat deed dus duidelijk de deur dicht.”

Maartje knikte en schudde zachtjes haar hoofd. “Ik weet het weer. Dat was inderdaad niet netjes, maar Jetske wilde weg. Eruit! Ze wachtte op jouw, maar wilde verder geen poespas. We hadden ook niets met je moeten afspreken.”

Krotekoker dacht na. “Het is goed dat het gebeurde, want daarna heb ik haar, geloof ik, nog eenmaal ontmoet in een sociëteit en verder niet meer. Had ik ineens geen behoefte meer aan. Het heeft me allemaal wel aan het denken gezet. Hoewel ik er niet aan twijfel, dat ik ook fouten heb gemaakt, kan ik me nog altijd niet aan de indruk onttrekken dat juist bij haar de schoen wringt. Het heeft jaren geduurd voordat ik geestelijk weer een beetje op peil was en zin had in het leven. Ach, het is allemaal achter de rug en waarom zal ik me nog druk maken?”

Het was even stil in het restaurant. In de keuken viel een lepel op de grond. Buiten in de Rijnstraat fietste iemand voorbij. Krotekoker tuitte zijn lippen. “Nou, en zooo is ‘t gekooome”, sprak hij met een gemaakt Limburgs accent.

Weer was het stil.

Hij leegde zijn kopje met een ferme slok. “Nou hebben we het zo uitgebreid over die tijd gehad, maar vertel eens: zie jij haar nog wel eens?”

Opnieuw stilte. Krotekoker voelde zich ongemakkelijk. Zijn hart klopte ineens in zijn keel.

Maartje liet haar kop koffie zakken. “Nee”, zei ze nadrukkelijk. “Ik heb haar de afgelopen jaren niet meer gesproken.”

“Hoezo, zijn jullie niet meer bevriend dan?”

“We zijn voor mijn gevoel nog altijd dikke vriendinnen, maar van elkaar spreken is het niet meer gekomen.”

Krotekoker lachte een beetje schaapachtig, omdat hij het niet begreep. “Maar waar woont ze dan? Zit ze dan in het buitenland. Je kunt toch bellen of e-mailen? Wat is het probleem dan?”

“Het probleem is dat ze dood is. Dat praat niet zo makkelijk.”

“Wat?” krijste Krotekoker. “Dat vertel je me nu pas? Dat meen je niet. Maar hoe… wanneer…

Ze onderbrak zijn gestamel geïrriteerd. “Je hebt echt geen idee waar het om ging hè. Je hebt het nooit begrepen hè? Je was zo met je eigen gevoel bezig, dat je niet begreep waarom ze zich niet aan je wilde binden. Jetske wist dat ze ziek was. Daarom bond ze zich niet. Aan niemand. Ze wist dat je van haar hield, maar Jetske wilde je niet nog eens extra pijn doen. Ze vond het beter om jou op afstand te houden, want als je helemaal in haar zou opgaan en haar na een paar jaar ten grave zou moeten dragen, was je eraan kapot gegaan. Over de manier waarop ze jou op afstand hield, met die avontuurtjes, kun je discussiëren. Maar Jetske gaf echt om je. Daar hebben we lang over gesproken met elkaar toen ze ziek was. Heb je dat na al die jaren nog niet door? Wanneer word je nou eens wakker?”

“Wat had ze dan? Ik heb nooit wat gemerkt. Hoe kan het dan?”

“Ze klaagde wel eens over moeheid, maar dat kwam door het stappen en de drank, dacht ze. Zo rond de tijd dat jullie elkaar vaarwel hebben gezegd werd het duidelijk dat het met drank en uitgaan niets te maken had, maar alles met leukemie. En nog een agressieve variant ook. Daarna heeft het nog een paar maanden geduurd voordat ze werd gevloerd. Dat was het. Einde verhaal.”

 

Krotekoker was stil. Hij had wat om over na te denken. Hij reageerde niet toen Maartje opstond, haar jas pakte en de lunchroom verliet. Nauwelijks op het meisje dat hen had bediend het bonnetje op de tafel legde ten teken dat de zaak ging sluiten.

Buiten liep hij de Rijnstraat in en sloeg tussen Van Es en de Chinees rechtsaf de Romeinsteeg in. Op het keurige pleintje zakte hij op een bank neer en jankte een half uur geluidloos, tot hij zich realiseerde dat hij in z’n hand een verfrommeld papiertje had, met daarop de naam van de begraafplaats in Rotterdam waar ze lag.

Hij glimlachte even en zocht bij bloemist Oosterom in de Havenstraat in de etalage het boeket uit dat hij haar morgen zou gaan brengen.

04/2001