
I.
Door de binnenstad van Woerden sjokt een man met een klein snorretje en een pet richting stadhuis. Hij draagt een witte kiel en groet op zijn weg links en rechts beleefd voorbijgangers. De paar honderd meter tussen zijn winkel en woonhuis, Rijn 55, legt hij op z’n gemak af. De man loopt langs herberg De Dubbele Sleutel de Westdam op, passeert de monumentale witte fontein opgedragen aan burgemeester Schalij en stapt het grote stenen gebouw binnen. Daar meldt hij zich beleefd bij de afdeling bevolking.
‘En melkman Van Elk..?’, vraagt de dienstdoende ambtenaar die hem helpt hoopvol. ‘Wat is’t geworden?’
‘Een jongen.’
De kroontjespen krast over het papier als de geboorteakte wordt ingevuld. De overheidsdienaar knikt goedkeurend als hij zijn zojuist verrichte arbeid bekijkt, pakt een velletje lichtgroen vloeipapier en legt het zorgvuldig op de ingevulde regels. Daarna legt de nijvere schrijver het meegebrachte trouwboekje voor zich neer, neemt de kroontjespen opnieuw ter hand en schrijft met zwierige letters op het stippellijntje onder ‘Geboorten’: Gijsbertus, 15 mei 1915.
Zo zou de geboorteaangifte van Gijsbertus van Elk in het stadhuis van Woerden gegaan kunnen zijn.
Audiofragment: A. Loenen – Van Elk beschrijft het karakter van haar broer.
Gijs groeide op in het degelijk gereformeerde gezin dat woonde in de binnenstad. Hij doorliep in de jaren twintig de christelijke lagere school (De Wilhelminaschool, die toen nog aan de Torenwal was ondergebracht. En daarna de in hetzelfde pand ondergebrachte christelijke mulo, zonder het diploma te behalen. Geheel volgens de traditie was hij lid van Knapenvereniging Obadja en later van de Jongelings Vereeniging op Gereformeerde grondslag Timothëus.


Wat het beroep van Gijs moest worden, stond pas laat vast. Het overlijden van zijn vader op maandag 2 maart 1931 moet een cruciaal punt zijn geweest.
Gijs’ oudste broer Jan nam uiteindelijk de nering van zijn vader over en kon zo in zijn eigen onderhoud voorzien. Moeder Neeltje moest op een andere manier aan de kost komen. Zij startte een kruidenierszaak aan de huidige Rijnstraat (toen Rijn 55) in Woerden, tegenover de Bonaventurakerk, om in het levensonderhoud te voorzien van het grote gezin. Om onder die omstandigheden een kruidenierszaak te beginnen, vereiste moed. Gijs ging dus aan het werk tussen de balie met de koffiemolen en de rollen beschuit in de rekken aan de wand.


II.
De eigen zaak betekende voor Gijs dat hij weer terug naar school moest, want moeder had geen kruideniersdiploma. Het kostte de nodige uren studie, tussen het rondbrengen van de boodschappen door, maar op woensdag 26 oktober 1938 slaagde Gijs in Utrecht voor zijn kruideniersexamen. Veel later vertelde Gijs wel eens dat deze grutterij hem nooit echt heeft getrokken. Maar hij zei ook eens dat de gevulde kruidenierszaak hem en zijn gezin keurig en ongeschonden de oorlog had doorgeholpen, omdat hij borstels, suiker en zeep bij boeren in de omgeving van Woerden kon ruilen tegen melk die de twee opgroeiende kinderen Nel en Hans maar al te goed konden gebruiken. Dat de winkel na de oorlog op slot is gebleven lijkt zo verklaard.

Tijdens een van zijn vele rondes door Woerden en omgeving op een fiets met voorop een grote rieten mand vol boodschappen, deed Gijs op een dag in 1934 de woning van de familie Van Helden, Van der Valk Boumanlaan 39, aan. Daar werd hij aangenaam verrast door het uit Rotterdam-Overschie afkomstige hulpje in de huishouding, Mien van Oosten. Het meisje, twee jaar jonger dan hij, was naar Woerden gekomen nadat zij haar opleiding als kleuterleidster had opgegeven, omdat haar vader de opleiding niet meer kon betalen. Ze diende bij een nicht van haar: Marie van Helden.

III.
Net als voor duizenden andere Nederlanders was 1940 ook voor de familie Van Elk, een bewogen jaar. Gijs’ oudste broer Jan had vrijstelling van militaire dienst, maar zijn twee andere broers Faas en Teus moesten in augustus 1939 opkomen door de mobilisatie. Toen de oorlog op vrijdag 10 mei 1940 uitbrak, was de spanning in het gezin ongetwijfeld te snijden.
De bange voorgevoelens van die dagen bleken later terecht te zijn, want op de tweede dag van de strijd sneuvelde Faas bij de gevechten rond het vliegveld Valkenburg (zie daarvoor ook het hoofdstuk over Faas bij de beschrijving van Gijs’vader Jan). Een van Faas’ medesoldaten schreef pal na de gevechten op een minuscuul briefje hoe Faas overleden was en dat hij vlak voor hij stierf ‘alles met de dominee in orde had gemaakt’. Het briefje was, waarschijnlijk bij gebrek aan een exact adres, gericht aan de Woerdense gemeentepolitie. Een van de agenten bracht het briefje met het vreselijke doodsbericht naar de Gereformeerde predikant dominee C. van Reenen. Hij had de moeilijke taak naar de winkel aan de Rijn te gaan.
Gijs haalde later de bescheiden persoonlijke bezittingen van zijn broer in Valkenburg op. Zijn broer kreeg hij niet meer te zien. Die was al begraven. Op donderdag 26 december 1940 woonde Gijs in Valkenburg nog een speciale kerkdienst voor de gevallenen bij. Faas kreeg een definitief graf te midden van 35 andere gesneuvelde Nederlandse militairen bij de Hervormde Kerk in Valkenburg.
De oorlogsjaren waren voor niemand leuk, maar kregen voor de familie Van Elk een extra macaber tintje toen Gijs’ oudste broer Jan op woensdag 25 augustus 1943 door de Duitsers in Utrecht werd gearresteerd, omdat hij in het verzet zat (hij was lid van de Oranje Vrijbuiters) en onderduikers verborg. Zie daarvoor de pagina “Opa Jan”.
IV.

Op dinsdag 3 februari 1942 trouwde Gijs met Wilhelmina Elizabeth van Oosten, het meisje dat hij zeven jaar daarvoor voor het eerst had ontmoet. De toen 24-jarige bruid was geboren op vrijdag 23 maart 1917 in Delfshaven in Rotterdam (overleden op zondag 18 juli 1993 in Montfoort). De vader van de bruid was Johannes Cornelis van Oosten, van beroep brievenbesteller en portier bij de PTT in Rotterdam. De moeder van de bruid was Jannetje Arendje Langendoen uit Rockanje. ’s Middags om 13.30 uur trouwde het echtpaar in de Gereformeerde Kerk aan de Delftweg in Overschie. De voorganger was ds. G.J. van den Boom.
De kosten van de sobere huwelijkceremonie in het Schiedamse stadhuis bedroegen dertig gulden en een dubbeltje, een bedrag dat Miens vader betaalde. Van een uitgebreide bruiloft was geen sprake. Twee of drie koetsjes voor bruid en bruidegom en de drie ouders die ze naar het stadhuis, de kerk en weer terug naar huis reden, vormden het enige feestelijke vertoon. De overige bruiloftsgasten moesten lopen. In een interview dat kleinzoon Bert-Jan Bouman hield met Mien zei ze: ‘Er werd gewoon niets gevierd. Bij de bruiloft die in 1942 plaatsvond, was ook geen feest. In Overschie (dat moet volgens de kwitantie Schiedam zijn- BvE.) ging het koppel naar het gemeentehuis en tufte daarna met een treintje naar Woerden. De trein moest twee keer stoppen, omdat er vliegtuigen overkwamen. De hele trein moest snel leeg en iedereen moest dan de kant van de spoordijk in. Hierdoor werd zoveel tijd verloren, dat de trein na spertijd – acht uur – pas aankwam. Iedereen is stiekem toch over straat gegaan en ook thuisgekomen. Ik denk dat de Duitsers het door de vingers hebben gezien. Wij konden er ook niets aan doen.’
Na de huwelijksvoltrekking vestigden Gijs en Mien zich in het winkelpand Rijnkade 5 III, hemelsbreed vijfhonderd meter meer naar het westen. Daar bleef het gezin enkele jaren wonen tot in november 1949 de woning in de Asterstraat kon worden betrokken. Op vrijdag 23 april 1943 werd in het pand aan de Rijnkade het eerste kind van het paar geboren: Neeltje Jannetje (Nel). De oorlog ging door en de gevolgen werden voor iedereen steeds beter merkbaar. Oproepen voor de Arbeitseinsatz kreeg Gijs voor zover bekend niet. Misschien wel, omdat hij een kruidenierswinkel had. Dat betekende niet dat hij was vrijgesteld van alle dwangarbeid. Op dinsdag 4 april 1944 kreeg hij via een gestencild briefje opdracht van de burgemeester van Woerden mee te helpen met graafwerkzaamheden op Breeveld, ten oosten van Woerden, ter hoogte van de boerderij van W. Hofland (nr. 12) omdat de Duitsers de omgeving van Woerden wilden inunderen. Woensdag 5 en donderdag 6 april 1944 moest er gegraven worden van 8.00 tot 18.00 uur. Vergoeding voor de slavenarbeid bedroeg 50 cent per uur. De Woerdenaren moesten een schop en brood meenemen.
Er gebeurden ook prettigere dingen: op woensdag 21 juni 1944 volgde de geboorte van zoon Johannes (Hans † donderdag 29-12-2005).
Gijs maakte vanaf het prille begin deel uit van het Woerdense verzet. Bij de officiële oprichting van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten kwam hij officieel in dienst bij het Koninkrijk der Nederlanden: dinsdag 5 september 1944. Gijs sprak alleen over het verzet als hem daarom werd gevraagd.

In de Tweede Wereldoorlog was Gijs lid van de verzetsgroep Uden, een van de twaalf groepen die in Woerden actief was. Gijs zit op de onderste rij en heeft een knuppel in de handV.
Vanaf september 1944 was Gijs voor meer dan twintig jaar ‘verkocht’ aan Defensie. In het dagelijks leven werkt hij sinds 1 maart 1947 op het ‘magazijn’.
Op dinsdag 5 maart 1946 aanschouwde het derde kind, dochter Jannetje Arendje (Jannie) het levenslicht.
Gijs bleef na zijn diensttijd, die op zaterdag 1 maart 1947 eindigde, bij het ‘Magazijn’ in het Woerdense kasteel werken, officieel het Depot Retourgoederen van de Dienst van de Kwartiermeester-Generaal geheten. In eerste instantie was hij werkman C in algemene dienst en vanaf woensdag 1 juni 1949 als schrijver. Op zondag 1 oktober 1950 trad Gijs in vaste dienst van het ministerie. De bevordering tot schrijver A volgde op donderdag 1 januari 1953 en exact die jaar later, op zondag 1 januari 1956, bevorderde de dienstleiding hem tot administratief ambtenaar C, 2de klasse. Hij hield die rang tot hij op dinsdag 1 februari 1966 eervol ontslag kreeg.
Op zondag 23 november 1947 werd het een na laatste kind, dochter Hendrika (Riki), geboren.
Het gezin verhuisde op zaterdag 12 november 1949 van Rijnkade 5 III naar Asterstraat 14[23]. De huizen waren onderdeel van de eerste stadsuitbreiding van Woerden van na de oorlog. Het gezin vormde de eerste bewoners.
Stilzitten kon Gijs niet. Zijn werk bij het Magazijn als werkman in algemene dienst kon hem maar matig boeien. Hij ging weer studeren en wilde kennelijk promotie maken. Hij slaagde op dinsdag 1 maart 1949 met drie zessen voor het praktijkdiploma boekhouden. Later probeerde hij nog het diploma Middelbare Bedrijfsadministratie te halen, maar dat is niet gelukt.
Op woensdag 23 mei 1956 stierf moeder Neeltje op 72-jarige leeftijd in haar woonhuis ’s Gravensloot C32, officieel gemeente Kamerik. Zaterdag 26 mei moest Gijs samen met zijn broers en zusters zijn moeder ten grave dragen. Neeltje kreeg haar laatste rustplaats op de begraafplaats aan de Meeuwenlaan.
Bijna tien jaar na de geboorte van Riki werd het gezin weer uitgebreid. Op maandag 11 november 1957 aanschouwde de laatste telg geboren: Gijsbertus jr. (Bert).
Gijs besloot Defensie te verlaten. Hij was teleurgesteld over het werk en de sfeer. Hij solliciteerde in 1965 naar een andere baan en trad op dinsdag 1 februari 1966 in dienst van de Martha-Stichting in Alphen aan den Rijn als boekhoudkundige kracht[25]. Hij had het er erg naar zijn zin en bleef daar werken tot zijn overlijden in 1978.
Gijs was ook actief op kerkelijk gebied. Zo was hij diaken, ouderling en de administrateur van het kerkelijk bureau 1976 tot 1978.

